woensdag 10 juni 2009

Een knoert van een vreugd

Beveren, 7 mei 2009, waod C, 18de
Baasrode, 9 mei 2009, vwf C, 1ste
Massemen, 17 mei 2009, waod C, gestopt
Moorsel, 21 mei 2009, vwf C, >10de
Moorsel, 22 mei 2009, vwf C, 12de
De Klinge, 23 mei 2009, vwf C, 13de
Bavegem, 31 mei, vwf C, 9de
IJzendijke, 2 juni 2009, waod C, 9de

Na mijn hardnekkige verkoudheid, de noodzakelijke rust en de mezelf opgelegde driedaagse van Bredene, Mol en Moerzeke met een tussendoortje in Beveren, hoop ik in Baasrode de conditie eindelijk terug te vinden om op een aanvaardbaar niveau mee te koersen. Ook Patrick Van Rentergem is na zijn valpartij opnieuw van de partij en blijkbaar maakt dat iedereen zo blij dat van zodra de man zijn gat opheft het hele peloton prompt met hem wil meerijden. Onder andere door het ontbreken van de noodzakelijke natuurelementen lukt het hem vandaag niet waar hij in het verleden al zo vele malen succesvol in was, met name alleen wegrijden van de groep. En wanneer iedereen waakzaam als een kat op de loer ligt om bij de minste beweging van één renner te reageren, lukt het een vrijbuiter wel eens om in de laatste kilometers van een wedstrijd aan die aandacht te ontsnappen. In Baasrode is die rol voor mij weggelegd. Op zo'n vier kilometers van de finish, terwijl iedereen van Rentergem in het oog houdt, demarreer ik met volle kracht. Ik heb direct 100 meter. Daardoor zaai ik onmiddellijk de twijfel waar elkeen die de groepssprint wenst te ontlopen op hoopt: de sprinters durven niet naar je toe te rijden omdat zij weten dat zij deze inspanning zullen moeten bekopen in de finale en de rest zit te hopen dat honger naar een overwinning bij de mannen met naam en faam groot genoeg is opdat zij alsnog zouden reageren.

Nog vier luttele kilometers te gaan en je hebt honderd meter voorsprong op een plots wakker geschoten achtervolgende bende jonge (en minder jonge) wolven. Daar zit je dan. Begin er maar aan. Op televisie lijkt zoiets simpel. Ik weet wat ik moet doen: die grote molen ronddraaien en de wijzer van de kilometerteller tegen het cijfer 50 proberen te houden. Je hele lijf doet pijn en smeekt om dit beulenwerk te stoppen. Terug ingelopen worden is afgaan als een gieter. Wie honderd meter voorsprong bij elkaar fietst in de laatste kilometers van een wedstrijd en enige klasse heeft , die houdt dat vol tot op de meet. Dat is een klassiek scenario. De grootste losers zijn zij die het lef te hebben om te demarreren, maar in hun overmoed hun gebrek aan talent over het hoofd zien. Terwijl ik de goden om bijstand smeek schieten deze overpeinzingen door mijn hoofd. Alle mogelijke én eervolle ontsnappingsroutes passeren daarna de revue. Steentjes op de weg: in de wedstrijd probeer ik die zoveel mogelijk te ontwijken, nu rijd ik er vol in. Bochten: ik negeer bewust alle wetten van de aerodynamica en mechanica, lap de zo nodige voorzichtigheid aan mijn been (hmm) en alle bochten met een veel te hoge snelheid. Ik zie de krantenkoppen al voor me: “De overwinning lag voor renner A uit G zomaar voor het grijpen, doch op 2 kilometer van de finish (miste die zijn bocht) (reed hij plat) en verdween jammerlijk, maar eervol uit de wedstrijd”.



De beloning volgt echter snel. Het nauwelijks te beschrijven gevoel van geluk tijdens laatste honderden meters koers is de compensatie voor het verschrikkelijke afzien. Dit is de beloning voor alle ellende waar men door moet om deze loutering te bereiken: voor de trainingen door regen en wind, voor het verbijten van de koude en de afschuwelijke ijstenen in de winter, voor al het vroege opstaan op zondagmorgen en het missen van de geur van verse koffie en lekkere ontbijtkoeken, voor het mij ontzetten uit mijn recht op luiheid.

Die enkele luttele seconden van hemelse roes, op weg naar de overwinning, stikkapot en zo leeg als een rietje gereden, daarvoor doe je het voor, al de rest is zeer in pakskens. Die enkele ogenblikken van intens genot, daar teer je de rest van het seizoen op, dit is de brandstof om er de volgende winter opnieuw tegenaan te gaan.

Ware het niet dat ik niet meer zo naïef ben om te geloven dat testosteron volledig verbannen is uit het peloton, ik zou denken dat, wanneer ik de televisiebeelden bekijk van sommige winnaars op het podium, deze nog duidelijke sporen van deze intense blijdschap vertonen. Of zijn dat die moderne zeemvellen die zo zwellen in hun broek?

* ~ * ~* ~ * ~ * ~ * ~ * ~ * ~ * ~ * ~* ~ * ~ * ~ * ~ * ~ * ~

Geen weerstand? Te diep geweest? Nog niet voldoende hersteld? Wie zal het zeggen. In elk geval welgeteld 12 uur na mijn overwinning in Baasrode lig ik terug inde lappenmand met koorts. De dagen daarop wissel ik die in voor snot, slingers en hoest. Toch start ik op zondag in Massemen. Eens Wetteraar, altijd Wetteraar. Halverwege staak ik de wedstrijd. Tegen beter weten in start ik in de tijdrit in Moorsel en de dag nadien in het criterium. Het loopt geen meter. Tijdens de wedstrijd in De Klinge rijden de collega's, mij boos aankijkend, in een bocht om mij heen. Zodanig zijn zij geschrokken van mijn hoestbuien en hebben zij schrik besmet te geraken van mijn virussen.

Het kan zo niet meer verder en tegen mijn principes in zoek ik op maandag mijn toevlucht tot de antibiotica.

Een week later, tussen twee bedrijven van Astrid haar communie in, ga ik koersen in Bavegem. De antibiotica kuur is achter de rug maar veel beterschap merk ik nog niet.

Mijn meest recente wedstrijd, dinsdag jongstleden, 2 dagen na het einde van de kuur, vond plaats, net over de grens, in het sfeervolle Ijzendijke. Het lijkt het alsof de hemel langzaam opklaart: de ademhaling verloopt minder stroef verloopt en de benen beginnen soepel te draaien

Het ziet er naar uit dat we gaan er straks in Sombeke (spreek uit: Zombeke) eens een lap gaan op geven!

(de bedoeling was om dit vorige zaterdag te posten)

Geen opmerkingen: